Industrie 5.0 staat centraal tijdens symposium Flanders Make
Hoe efficiënt produceren zonder het menselijke aspect uit het oog te verliezen?
Het jaarlijkse symposium van Flanders Make bood weer heel wat stof tot nadenken. De vele boeiende presentaties werden gekoppeld aan diverse demo's die recente innovaties illustreerden. Het centrale thema was de drang naar meer efficiëntie en automatisering, maar vooral ook hoe we daarbij het menselijke aspect niet mogen vergeten.

Een dag vol lezingen
Wat met de mens?
Het hele dagprogramma was gevuld met lezingen van diverse spelers binnen de industrie. Deze waren vooral gefocust op hoe productie te optimaliseren: verhoogde efficiëntie en automatisering waren de sleutelwoorden. Kenmerkend voor Industrie 5.0 - in tegenstelling tot Industrie 4.0 - is echter de rol van de mens. Waar de vorige iteratie dit aspect eerder als bijkomstig behandelde, staat de menselijke beleving centraal in het nieuwe paradigma. Hoe kunnen we optimalisering rijmen met onze eigen, menselijke noden en eigenschappen?
Heel wat lezingen probeerden perspectief te bieden op dit vlak, vaak vertrekkend uit concrete use cases waarbij men voortschrijdende technologie koppelde aan betere werkomstandigheden voor de mens (zie kader Daikin). Verschillende sprekers pleitten voor een verder geoptimaliseerd productiemodel, waarbij de mens centraal komt te staan. Dergelijk model kent verschillende steunpillaren, waaronder toegenomen regionaliteit. Dit wil zeggen dat er plaatselijker moet geproduceerd en verkocht worden, wat voor meer betrokkenheid zorgt onder de werknemers. Intelligente systemen en doorgedreven digitalisering moeten het leven van de werknemer bovendien makkelijker maken.
Belangrijk was de oproep om niet alleen de productieomgeving te transformeren in het voordeel van de mens, maar om ook een mentaliteitswijziging door te voeren onder het management. Werknemers moeten goed gecoacht worden, maar ook de leidinggevenden moeten feedback krijgen en duidelijke communicatie aanmoedigen. Op deze manier wordt er ruimte gecreëerd om bij te leren en innovatie te stimuleren. Een dynamische werkplek is dus noodzakelijk, zeker met het oog op de war for talent.

Oproep tot versnelling
Een ander groot thema van het symposium was de vraag om onze industrie te versnellen. Verschillende sprekers - waaronder ook Urbain Vandeurzen, voorzitter van Flanders Make - deden een oproep aan industrie en politiek om in te zetten op een herindustrialisering van Vlaanderen en België. Meermaals werd het Europese beleid op dit vlak gehekeld: het gebrek aan een goed alternatief voor de Amerikaanse Inflation Reduction Act en het besluit om het Europese level playing field te ondermijnen waren voorname gesprekspunten.
De aanwezige Vlaams minister-president Jan Jambon gaf dan ook aan de industrie in Vlaanderen te willen stimuleren en om tijdens het Belgische voorzitterschap van de EU in 2024 het level playing field weer in ere te herstellen. Voor de toehoorders was het alvast duidelijk: een drang naar meer industrie in Vlaanderen staat bovenaan de agenda. Dit aspect werd met name goed onthaald in Kortrijk, wat aansluit bij het West-Vlaamse succes in de maakindustrie.
Vooral Urbain Vandeurzen, ondertussen een veteraan binnen de industrie, pleitte vurig voor een hernieuwde industrialisering. Het discours stelde het voortbestaan van onze welvaart in vraag mocht deze versnelling er niet komen. Hoewel er dus wel wat reden tot paniek was, was de uiteindelijke boodschap van Vandeurzen er één van hoop en perspectief: "Als we de handen in elkaar slaan en vol inzetten op innovatie, kunnen we het tij keren."
De vraag is uiteraard hoe dit te combineren valt met de steeds luidere roep om ecologische initiatieven. Heel wat lezingen van de dag gingen immers in op het thema van duurzaamheid, met het oog op een circulaire economie die optimaal gebruik maakt van grondstoffen en energie. Digitale oplossingen zoals digital twins werden hiervoor aangereikt, om zo de efficiëntie te vergroten en foutenmarges weg te werken. De implementatie van AI mocht uiteraard ook niet ontbreken, een aspect dat herhaaldelijk terugkwam doorheen de dag.
Dat dit inzetten op duurzaamheid vaak niet zo eenvoudig is, werd ook duidelijk in de presentaties. Uit bevragingen blijkt dat het ecologische aspect steeds belangrijker wordt voor bedrijfsleiders, maar dat het moeilijk is om de meest impactvolle veranderingen effectief door te voeren. Duurzaamheid blijft dus vooralsnog beperkt tot het laaghangende fruit. Hoe het dan wel beter kan - en hoe men er effectief waarde mee kan creëren - werd uitgebreid toegelicht. Ook met het oog op duurzame innovatie kan men steeds bij Flanders Make terecht.

Bekaert bundelt kennis
Bij Bekaert zocht men een systematische oplossing om metalen draad op te winden, ongeacht het materiaal of de soort spoel. Elk proces had zijn eigen producten, procedures en specialisten, waardoor de totale kennis binnen het bedrijf erg gefragmenteerd was. Met de hulp van Flanders Make wilde men deze kennis bundelen en centraliseren, om zo de learning curve voor nieuwe ontwerpers af te vlakken en vertragingen te voorkomen.
Door rekening te houden met alle relevante parameters, werd er geopteerd om de draad op te winden via statische take-up gecombineerd met spiders. Er werd een software tool ontwikkeld die in real-time feedback geeft op de ontwerpkeuzes van de draad en spoel en die vervolgens werd geïmplementeerd in de workflow bij Bekaert. Er werd niet alleen een productmodel ontworpen, maar alle vergaarde informatie werd ook vertaald naar concrete designmaatregelen om metalen draad efficiënter en goedkoper te produceren.
Flanders Make 2030
Het 2030-programma van Flanders Make focust op twee pijlers: herindustrialisering en hervormingen. Dit laatste aspect was dan ook vooral aan het adres van de politici gericht. Zeker het toekennen van vergunningen vraagt nu te veel tijd in Vlaanderen, wat bedrijven ontmoedigt om zich hier te vestigen. Het kan ook anders: het nieuwe gebouw van Flanders Make werd in snel tempo goedgekeurd en gebouwd, zoals burgemeester van Kortrijk Vincent Van Quickenborne opmerkte. Toch dringen hervormingen zich op, ook van het onderwijs en het pensioensysteem.
De rol van Flanders Make in de vaak gevraagde industrialisering werd niet gering ingeschat: als katalysator van innovatie moet de organisatie een hub worden van industriespelers en de academische wereld. De productiviteitswinst kan nog sterk toenemen, waarvoor men in de eerste plaats naar nieuwe en origineel toegepaste technologieën kijkt. Door het technologie-gerichte onderwijs verder te stimuleren, poogt Flanders Make ook om het aandeel van de industrie in de Vlaamse economie te vergroten. Momenteel zit dit op 17%, met een streefdoel van 20%. Dit zorgt voor extra rechtstreekse tewerkstelling, maar ook onrechtstreeks voor nieuwe jobs: per extra job in de industrie zouden er elders drie tot vier mensen tewerkgesteld worden. Het potentieel is dus duidelijk.
Om deze initiatieven te stimuleren, zet men volop in op versterkte interactie tussen industrie en onderwijs en op de eigen talentenacademie. Het vinden van de juiste mensen blijft namelijk een groot probleem, zeker wat de nodige digitale vaardigheden betreft. De voornaamste gebieden onder deze innovaties betreffen digitale applicaties, automatisering van de shopfloor, gebruik van data en de toepassing van AI.
Flanders Make is dus bijzonder ambitieus en daar horen de nodige uitbreidingsplannen bij. Het nieuwe gebouw in Kortrijk is daartoe een cruciale stap, maar daar houdt het niet bij op. Flanders Make heeft nu 850 personeelsleden, maar dit zal blijven toenemen in de komende jaren tot meer dan 1.000. De kernactiviteiten blijven het valoriseren van bestaande technologieën (door ze op andere gebieden toe te passen) en het uitbouwen van de talentenacademie.

Sneller produceren bij Vandewiele
Voor Vandewiele stond de zoektocht naar meer efficiënte weefmachines centraal. Meer specifiek wilde men de aandrijving optimaliseren. Dit is voornamelijk een kwestie van snelheid; dé bepalende factor in de ROI van weefmachines. De herhaaldelijke oscillerende bewegingen moeten goed gecoördineerd worden door geoptimaliseerde mechatronische machines. Vooral de rapier aandrijving vormt hierbij een uitdaging.
De complexe en uitgebreide aandrijving werd in kaart gebracht, als cruciaal element tussen de elektrische motor en de snelheid van de rapier. Waar traditioneel gezien de nok en de motor in sequentie worden aangepast, liet het nieuwe proces toe om dit simultaan te doen. Op deze manier konden ideeën zeer snel geëvalueerd worden en waren de ontwikkelingskosten veel lager. Aan de hand van een digitaal model kon men bovendien de dimensies van de nokken wisselend instellen om zo het vooropgestelde doel te halen terwijl men aan alle voorwaarden bleef voldoen. Het concrete resultaat was een snelheidsverhoging van 220 naar 250 tpm. Het gehele proces was ook stabieler.
Demo's tonen innovatie
De lezingen van het symposium werden kracht bijgezet door demo's, die concreet recente innovaties toonden aan het publiek. Maar liefst 30 verschillende standen zorgden ervoor dat er voor iedereen wel wat interessants tussen zat. De organisatoren van het symposium riepen dan ook verschillende keren op aan de bezoekers om de demo's te bezoeken en vooral om de getoonde technologieën in hun eigen productiecontext te gebruiken. Er liggen immers kansen op meerwaarde bij het creatief inzetten van bestaande technologieën voor nieuwe doeleinden.
De demo's waren erg uiteenlopend. Tijdens de rondleiding met de aanwezige politici werden drie demo's uitgelicht. Eerst werd een coöperatief systeem toegelicht waarbij een autonome robot werkinstrumenten wisselde en verschillende onderdelen voorbereidde om verder door de operator verwerkt te worden. Een typisch voorbeeld van de integratie van mens en machine, of hoe automatisering ons werk kan vergemakkelijken.
Die lijn werd doorgetrokken in de volgende demo: een digitale assistent bij montageactiviteiten. Hierbij gidst de software de operator doorheen het proces, met telkens duidelijke instructies over de volgende stap. De operator kan ook telkens meer informatie vragen, maar standaard wordt de gegeven data bewust beperkt gehouden. Zo wordt de operator niet afgeleid door onnodige feiten. Het resultaat is navenant: de ontwikkelaars claimen een verhoging van de effectiviteit met maar liefst 10%.
Ten slotte mocht virtual reality ook niet ontbreken. Een uitgebreide stand verkende het potentieel van 3D-scannen van machines en productieomgevingen. Om dit beter te illustreren werd het nieuwe gebouw van Flanders Make virtueel nagemaakt, met een voorstel voor de uiteindelijke invulling van de werkplaats. Op deze manier is het mogelijk om dergelijke invulling beter te plannen en zo niet meer voor verrassingen te komen staan. Operatoren kunnen bovendien virtueel rond de machines lopen en ze als het ware uittesten, om zo in te schatten of de opstelling wel voldoet aan goede werkomstandigheden. Het virtueel nabouwen van dergelijke ruimtes en machines biedt ook heel wat mogelijkheden voor onderhoud en planning.

Werkbaar werken bij Daikin
Meer gebruiksgemak voor de werknemers was het doel van Daikins project met Flanders Make. Operatoren moeten geregeld zware ladingen verplaatsen via een traditioneel hijssysteem. Hoewel dergelijke installatie het bewegen van onderdelen faciliteert, moet de operator nog steeds aanzienlijke krachten uitoefenen om de lading in beweging te krijgen of om de ingezette beweging te doen stoppen. Dit resulteert in veel fysieke klachten en leidt tot werknemers die uitvallen.
In het kader van 'Werkbaar Werk' ontwikkelde Daikin een intelligent hijssysteem dat het manipuleren van ladingen tot 100 kg makkelijker en ergonomischer maakt. Het FollowMe-systeem voorspelt de beweging van de operator, zodat het op gepaste wijze de nodige steun kan verlenen in het verplaatsen van de lading. Op deze manier compenseert het systeem de krachten die op de operator worden uitgeoefend. Uiteindelijk worden de krachten op de operator gehalveerd en wordt de werkingscyclus aanzienlijk verkleind, met een efficiëntere productie tot gevolg.
Debat over hoe het verder moet
De dag werd afgesloten met een paneldiscussie, om zo over de besproken thema's te reflecteren. De vier deelnemers waren Koenraad Debackere (Executive Director of KU Leuven Research & Development), Geert Bruyneel (Head of Global Manufacturing and Member of Group Management Team Volvo Cars), Lars de Nul (Deputy Head of the Industry 5.0 & AI in Science Unit, European Commission DG Research & Innovation) en Grisja Lobbestael (CEO Flanders Make).
Niet geheel verrassend gingen heel wat van de onderwerpen in op de twee hoofdthema's van de dag: de rol van de mens en de nood aan herindustrialisering. De deelnemers waren het alleszins eens over een zekere urgentie in de lezingen: we zitten aan het spreekwoordelijke vijf voor twaalf. Bruyneel gaf aan nog nooit eerder te hebben gezien wat zich nu afspeelt, waarbij vooral de voorspelbaarheid zoek is. Debackere stelde dat we niet één, maar twee versnellingen hoger moeten schakelen. Hierbij moet Vlaanderen de balans vinden tussen ruimte om te ondernemen en ruimte om te beschermen; nu gaan we te ver in het tweede volgens Debackere.
Of we goed bezig zijn in globaal perspectief werd er echter wel vrij positief gereageerd. Er werd benadrukt dat Vlaanderen bijzonder goed scoort op vlak van innovatie binnen Europa, maar dat we ook de nieuwe uitdagingen goed op de radar moeten houden en de recente ontwikkelingen moeten toepassen. We moeten voornamelijk oppassen voor stagnatie en we benaderen de industrie best in haar totaliteit. Dus toch goed nieuws, zij het met de nodige kanttekeningen.

De war for talent blijft een voornaam probleem, dat bleek ook uit de lezingen van de dag. Debackere benadrukte het belang van goed opgeleide operators; het gaat niet enkel om ingenieurs. We moeten bovendien openstaan voor buitenlands talent: 70% van de ondernemers in Silicon Valley is bijvoorbeeld geen Amerikaan. De Nul stelde dat upskilling en reskilling erg belangrijk zijn, maar een grote uitdaging blijven. Vanuit Europa blijft men hiervoor budget uittrekken en investeren, maar er is ook een mentaliteitsverandering nodig. Jongeren zeggen gemotiveerd te worden door een waardenbesef en het herkennen van hun eigen waarden in de industrie. Dit is een soft aspect, maar blijkt erg belangrijk te zijn. Er moet betere communicatie komen omtrent industrie als motor van verandering en welvaart.
Het ecologische aspect en meer bepaald de Europese Green Deal was eveneens een belangrijk thema. Hoewel alle gesprekspartners benadrukten dat we een verantwoordelijkheid hebben tegenover toekomstige generaties op dit vlak, werd er unaniem gesteld dat het ook geen zin heeft om té ver voor te lopen op de rest van de wereld. Bruyneel stelde dat we de verschillende elementen afzonderlijk moeten bekijken en verstandig moeten implementeren. Het is volgens hem goed dat er een zekere spanning is en dat de koplopers de achterblijvers meetrekken, maar dit lukt enkel als de kloof tussen beide niet te groot is.
Lobbestael duidde op het belang van innovatie om duurzaamheid te stimuleren. Hij vermoedt dat de wetgeving tegen 2030 producenten zal verplichten om hun producten weer terug te nemen uit de markt (bv. reusing, recyclen, remanufacturing). Het komt er dus op aan om ons nu al hierop voor te bereiden en in deze richting te evolueren. Voor de Nul biedt onze voortrekkersrol ook potentiële voordelen. Misschien halen we juist winst uit het feit dat we zo vroeg op de kar van duurzaamheid zijn gesprongen. Binnen enkele decennia zal mogelijk blijken dat dit de juiste beslissing was. Als voorlopers moeten we kunnen aantonen dat duurzaamheid loont en dat het goed is om te anticiperen.

Om herhaling van trauma's zoals bij Volvo Gent of Ford Genk te voorkomen, werd er vooral naar de politiek gekeken. Bruyneel benadrukte het inherente gebrek aan zekerheden, maar zei dat dit er ook voor zorgt dat we scherp blijven en steeds inzetten op innovatie. Het is volgens hem belangrijk dat de industrie handelt vanuit de eigen sterktes en verantwoordelijkheden. Samenwerken is daarbij erg belangrijk, en dat geldt des te meer voor industriehubs en -netwerken.
Voor Debackere is het schalen en versnellen met speciale centra zoals Flanders Make of imec erg belangrijk. De excellente onderzoekscentra zijn er en hun resultaten kunnen geïmplementeerd worden. We moeten dit proces ondersteunen en aanhouden, met voldoende ruimte en budget om de resultaten goed te kanaliseren naar de industrie toe. Lobbestael reageerde hierop in naam van Flanders Make door te stellen dat de organisatie haar verantwoordelijkheid moet nemen als innovatiecentrum. De overheid speelt hier een grote rol in om dit te faciliteren en de juiste mindset te creëren.
Als afsluiter van het gesprek kwam het menselijke aspect aan bod: hoe kunnen we innoveren zonder de mens uit het oog te verliezen? Debackere hield een pleidooi voor vooruitgangsoptimisme: we moeten geloven in de vooruitgang en de opportuniteiten die technologie ons kan bieden om sterker en beter te worden. Pessimisme leidt enkel tot achteruitgang.
Voor Bruyneel is het duidelijk: er zullen altijd mensen nodig zijn in de productie. Het is wel mogelijk dat die niet meer hetzelfde werk zullen doen: zo zijn er veel repetitieve taken die nu kunnen overgenomen worden. Er zal een verschuiving zijn naar uitdagender en aangenamer werk. Misschien gaat het beter in sommige regio's, maar zij hebben uiteindelijk dezelfde problemen als wij. We zitten volgens Bruyneel nu wel op een kruispunt en we mogen niet twijfelen. We moeten doorgaan en centra zoals Flanders Make spelen daar een belangrijke rol in.
De Nul bevestigde tot slot het belang van het geloof in vooruitgang en de mogelijkheid om dit te sturen via technologie. We zullen ons inderdaad steeds moeten aanpassen - denk maar aan innovaties in AI en technologie die zich steeds meer op het gebied van onze hersenen bevindt - maar dit levert ook veel voordelen op. Er werd nogmaals benadrukt dat de overheid hierin een belangrijke rol speelt om te investeren en te sturen.

Warme oproep
De kernboodschap van Flanders Make luidt als volgt: iedereen met een hart voor innovatie is welkom bij ons. Hoewel de organisatie zich primair richt op high mix, low volume productie, staat het open voor iedereen die wil innoveren. Het gaat dus niet alleen om grote spelers: meer dan twee derde van de leden van Flanders Make is een kmo. Het ultieme doel is het breed verspreiden van onderzoek en innovatie, waarbij ook kleinere ondernemingen een belangrijke rol spelen.
Het symposium bood een uitstekende gelegenheid voor innovatieve demonstraties aan een breder publiek en om inspiratie te verzamelen voor de praktische toepassing van deze nieuwe technologieën in andere gebieden. Hoewel het symposium voornamelijk gericht was op toenemende automatisering, kan elk bedrijf met hun vragen bij Flanders Make terecht. Het is precies door deze samenwerking dat we de Vlaamse industrie nieuw elan kunnen geven.
